Verhoging van de eiwitvoorziening in eigen land met intercultuur - een succesverhaal uit Zwitserland
In 2008 richtten Bio Suisse en FiBL een sectoroverschrijdende werkgroep op met als doel de binnenlandse productie van eiwitrijk voeder te verhogen en de behoefte aan invoer te verminderen. De belangrijkste vraag was hoe het agronomisch mogelijk was om de binnenlandse productie van zaaddragende leguminosen te bevorderen.
Probleem
Meer dan tien jaar geleden werden in Zwitserland op slechts ongeveer 80 hectare biologische erwten en bonen geteeld, wat neerkomt op slechts 3% van de Zwitserse vraag naar biologische diervoeders. De binnenlandse teelt van zaaddragende leguminosen bleef een ongewenste teelt omdat zuivere opstanden vaak al vóór de oogst beginnen te vervormen, waardoor het risico van late onkruidplagen toeneemt, de opbrengst daalt en het dorsen wordt bemoeilijkt. Aan de vraagzijde worden zaaddragende leguminosen, zowel erwten als veldbonen, zeer gewaardeerd in varkens- en rundveevoeder. De vraag naar biologische eiwitten steeg in diezelfde periode als gevolg van een grotere vraag naar biologische eier- en varkensvleesproductie. Er was, en is nog steeds, een groot tekort aan biologisch eiwitrijk voer in Zwitserland. Deze discrepantie tussen vraag en aanbod werd opgevangen door grote hoeveelheden geïmporteerd biologisch diervoeder, vaak soja uit China.
Oplossingen geïmplementeerd
FiBL en landbouwers voerden proeven uit om de voor intercropping geschikte mengsels te optimaliseren, waarbij verschillende variëteiten, mengverhoudingen, zaai- en oogsttechnieken en onderhoudsmaatregelen werden getest. De twee betrokken voederbedrijven - Rytz en Lehmann - ontwikkelden een proces voor het scheiden van de granen en de zaaddragende leguminosen, en garandeerden de afzet. Er werd gebruik gemaakt van gewasmengsels die in het verleden zeer goed werkten, zoals erwten/gerst, veldbonen/haver, zomererwten/triticale. Intercropping biedt de landbouwers zeer goede gewas- en teelttechnieken om bederf tegen te gaan, aangezien de granen het zaaddragende legumineuze gewas ondersteunen, waardoor minder verliezen bij de oogst optreden.
Uitdagingen
De prijsstelling speelt een doorslaggevende rol bij de stimulering van de binnenlandse productie van voedergewassen en van intercultuurpraktijken. Van doorslaggevend belang werden geacht de uitdagingen die uit de landbouwsubsidies voortvloeien, te verzachten. Wat de productie betreft, is in het mengsel bonen/haver het hectolitergewicht van de haver soms te laag. Dit maakt een grondiger reiniging van het mengsel noodzakelijk. Bovendien vormden de optimalisering van de relaties tussen de partnerplanten, het verminderen van bederf en het vergemakkelijken van de synchrone rijping van de korrels voor de oogst een uitdaging. De laatste grote uitdaging was het ontwikkelen van geschikte oogst- en maaltechnieken voor granen die met elkaar in verband worden gebracht.
Waarom was het een succes?
De doorslaggevende succesfactor was de betrokkenheid van actoren uit de hele waardeketen. Vier actoren waren elk verantwoordelijk voor één succesfactor:
- FiBL heeft samen met biologische landbouwers stabielere teeltsystemen ontwikkeld. Door erwten te telen in gemengde teelten, hebben erwten zich een vaste plaats kunnen veroveren in de vruchtwisselingen. Wetenschappelijk werk werd verricht door de adviseurs met onderzoek op de boerderij gericht op het optimaliseren van teelttechnieken.
- Bio Suisse verhoogde de prijs met 10 frank per deciton en hevelde subsidies van ingevoerd graan over naar zaaddragende leguminosen.
- Als gevolg van het gelobby van de groepen paste de Zwitserse regering de verordening inzake rechtstreekse betalingen aan, zodat intergewassen de volledige graanleguminosenbijdrage ontvangen, op voorwaarde dat ze ten minste 30% graanleguminosen bevatten.
- De molenaars verbeterden de scheidingstechniek en het reinigingsproces. Zij garandeerden ook dat zij de resulterende oogst van gemengde gewassen zouden aanvaarden.
Vandaag wordt ongeveer 1000 hectare erwten en veldbonen geteeld met ongeveer 20 verzamelpunten in heel Zwitserland. Dat is een stijging van 3 tot 15% van de zelfvoorzieningsgraad voor eiwitten in Zwitserland sinds 2008. Het doel van het project is de binnenlandse eiwitproductie tegen 2021 op te trekken tot 20 %. Het project hoopt nieuwe intercultuursystemen voor zaaddragende leguminosen te blijven ontwikkelen en verschillende variëteiten, combinaties, zaai-, oogst- en sorteermachines te evalueren op hun geschiktheid voor biologische productie. Dit voorbeeld toont aan dat het niet voldoende is de teelttechnieken alleen te verbeteren, maar dat de randvoorwaarden voor het project zo moeten worden ontworpen dat de producentenprijzen eerlijk zijn en de afzet gegarandeerd is.