De melkveehouderij is een belangrijke agrarische sector in Nederland die ongeveer 65% van het totale landbouwareaal beslaat. De dominante voedergewassen zijn gras en kuilmaïs. Het grootste deel van de kuilmaïs wordt in continue monoculturen op hetzelfde veld verbouwd. Dit gebeurt meestal om praktische en economische redenen. Maïs is een zeer productief voedergewas dat goed combineert met gras. Deze combinatie is al decennia lang geoptimaliseerd. Het is handiger om het gras dicht bij het bedrijf te hebben om de koeien te laten grazen en omdat gras vaker wordt geoogst dan maïs. De velden op grotere afstand worden dus overgelaten aan Maïs.
Wat waren de belangrijkste problemen die aan de basis lagen van het ontstaan van de casestudy?
De teelt van maïs als monocultuur heeft geleid tot nadelige neveneffecten. De bodemkwaliteit is achteruitgegaan door een relatief lage aanvoer van organische stof en het gebruik van zware machines voor de oogst. Samen met de toegenomen druk van bodemziekten en onkruidproblemen beperkt dit de gewasproductie. Bovendien overschrijdt de nitraatuitspoeling op maïsvelden de aanvaardbare niveaus. Bovendien staat de zuivelsector voor de uitdaging om de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak te verminderen en meer zelfvoorzienend te worden voor de productie van voedereiwitten. Daarom is een overgang naar duurzame voederproductiesystemen noodzakelijk.
Bovendien kunnen de grotere kans op droogte of overstromingen als gevolg van de klimaatverandering en de verwachte beperkingen bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen gevolgen hebben voor de maïsproductie op lange termijn. Hoewel het probleem niet nieuw is, is het bewustzijn van de boeren toegenomen omdat zij minder zelfvoorzienend worden en afhankelijker worden van geïmporteerde en dure voeders. Dit heeft een duidelijk en negatief effect op hun economische prestaties.
De maatschappelijke vraag naar duurzame productie, vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, beperking van de uitstoot van nitraten, een aantrekkelijk landschap en duurzaam waterbeheer maken het noodzakelijk de monocultuur van maïs te doorbreken en de voederproductie te diversifiëren. Dit was de focus van de casestudy.
Hoe werd het probleem aangepakt en welke actoren waren erbij betrokken?
Verschillende opties voor innovatieve en duurzame maïsteeltsystemen werden geïdentificeerd en ontwikkeld. De uitdaging voor deze casestudy was om de belangrijkste actoren te ondersteunen bij het realiseren van gediversifieerde systemen voor voederproductie, waarbij investeringen en voordelen voor zowel boeren als de samenleving met elkaar in evenwicht zijn. Diversificatie in de vorm van de integratie van alternatieve voedergewassen, voerdienstengewassen, of graan/graan-eiwit intergewassen kan het voederproductiesysteem potentieel verbeteren. De belangrijkste actoren die bij deze casestudy waren betrokken, waren particuliere actoren zoals boeren, adviseurs, fokkers, loonwerkers, leveranciers, werknemers in de zuivelindustrie, onderzoekers en publieke actoren zoals nationale en provinciale overheden en waterschappen. De belanghebbenden werden betrokken bij de analyse van het probleem en de mogelijke oplossingen. Voor elk van de casestudy-interventies werd nagegaan welke belanghebbenden op welke manier moesten worden betrokken.
Oplossing onderzocht
De casestudy richtte zich op twee onderwerpen: alternatieve voedergewassen en het heroverwegen van de voederproductie. Om deze onderwerpen aan te pakken, ondersteunde de casestudy bestaande projecten die zich richten op duurzame voederproductie. Deze steun was gericht op het verhogen van de effectiviteit van de projecten door middel van activiteiten zoals participatieve probleemanalyse en actieplanning, het faciliteren van discussie tussen belanghebbenden langs de waardeketen en velddemonstraties van alternatieve teeltsystemen. Onze activiteiten waren enerzijds gericht op het vergroten van het bewustzijn van de belanghebbenden die de voederproductie beïnvloeden en anderzijds op het stimuleren van de ontwikkeling en implementatie van duurzame voederproductiesystemen als alternatieven voor monocultuur.
In de loop der jaren hebben we gezien dat er onder boeren meer belangstelling is voor diversificatie van hun maïsteeltsystemen. In het laatste jaar van het project hebben we de redenen hiervoor onderzocht: Waarom beginnen boeren meer gediversifieerde maïsgewassystemen toe te passen en wat vinden ze ervan? Het overheersende tussengewas is maïs en bonen en dit wordt gebruikt als een middel om het eiwitgehalte in de voederoogst te verhogen. Tot dusver variëren de resultaten nogal naargelang van het jaar en de locatie; de boeren experimenteren met verschillende variëteiten om stabielere resultaten te verkrijgen.
Verwachte resultaten
De verschillende interventies uit deze casestudy, in samenwerking met de geassocieerde projecten, hebben bijgedragen tot een groter bewustzijn, een beter inzicht in de alternatieven en een betere ondersteuning van boeren die hun voederproductie willen diversifiëren. Verder heeft de casestudy indirect bijgedragen aan de implementatie van meer gediversifieerde voerproductiesystemen op melkveebedrijven in Nederland, onder andere door het verkennen van de motieven van boeren om dit te doen.
Relevantie voor de DiverIMPACTS-doelstellingen?
Dit zal bijdragen aan een gediversifieerde landbouwproductie in het algemeen, aangezien de zuivelsector het grootste deel van het landbouwareaal in Nederland beslaat. Deze casestudy draagt dus bij aan het verkennen en realiseren van het potentieel van diversificatie om te komen tot duurzame landbouw.
Erfenis van de casestudie
De casestudie zelf zal niet direct een vervolg krijgen, maar de ervaringen en het momentum die in de casestudie zijn gecreëerd zullen worden gebruikt in andere projecten op het gebied van maïsteelt, duurzaam bodembeheer en klimaatverandering, net zoals eerdere projecten de casestudie hebben verrijkt. We hebben ervaren dat innovatieve maïstelers steeds meer geïnteresseerd zijn in het diversifiëren van hun maïsteelt omdat ze ook voordelen voor zichzelf verwachten, bijvoorbeeld een hoger eiwitgehalte in hun veevoer als maïs wordt gemengd met een peulvrucht. Deze boeren weten ons te vinden voor antwoorden op hun vragen over hoe ze dit kunnen uitvoeren.
Verdere informatie
Casus team
- Marie Wesselink, Wageningen University & Research, leider van de casestudy
- Jorieke Potters, Wageningen University & Research, monitor casestudy