Casestudie 12: België: Duurzame diversificatie van no-till/no-pesticiden teeltsystemen zonder voorraden - "ABC-groep"
Cluster 3: Crop diversification in systems from Western Europe
Wat de diversificatie van de teeltsystemen, bodembeheer en onkruidbestrijding betreft, vullen biologische en conventionele akkerbouwers die niet met grondbewerking werken elkaar aan in termen van sterke en zwakke punten. Biologische landbouwers hebben meestal een meer gediversifieerde vruchtwisseling en maken gebruik van tussenteelten, maar onkruidbestrijding is gebaseerd op intensieve grondbewerking en ploegen. Voor conventionele landbouwers die geen grondbewerking toepassen, zijn bedekkingsgewassen, begeleidende planten en wisselteelt belangrijke landbouwpraktijken, maar is de onkruidbestrijding gebaseerd op intensief gebruik van herbiciden. Om de sterke punten en de competenties van elke landbouwer te delen, werd een gemengde groep opgericht met de steun van een adviseur en een onderzoeksorganisatie.
Wat waren de belangrijkste problemen die aan de basis lagen van het ontstaan van de casestudy?
Steeds meer boeren onderzoeken de mogelijkheden om biologische (geen bestrijdingsmiddelen) en bodembeschermende (no-till) akkerbouwsystemen en -praktijken met elkaar te combineren om de duurzaamheid van hun teeltsysteem te verbeteren. Hoewel landbouwers de voordelen van diversificatie voor de bestrijding van onkruid of de verbetering van de bodemvruchtbaarheid en -structuur goed kennen, is er een gebrek aan kennis over innovaties op het gebied van no-till, zonder bestrijdingsmiddelen. Daarom moeten landbouwers hun deskundigheid delen en nieuwe rotatieschema's en technische regels bedenken om deze uitdaging aan te gaan. Verscheidene problemen bemoeilijken echter het bereiken van die doelstelling, bijvoorbeeld uiteenlopende belangen van biologische en conserverende landbouwers, de noodzaak van investeringen in gespecialiseerde machines en voorschriften die niet in overeenstemming zijn met innovatieve praktijken.
Hoe werd het probleem aangepakt en welke actoren waren erbij betrokken?
Het initiatief tot de casestudie werd genomen door de vereniging van twee groepen landbouwers: een conventionele groep met no-till systemen, gefaciliteerd door Greenotec, en een biologische groep, gefaciliteerd door CRA-W. Het werd de "AB-AC groep", die is afgeleid van de Franse woorden "Agriculture Biologique" (biologische landbouw - AB) en "Agriculture de Conservation" (instandhoudingslandbouw - AC).
In een poging om ervaringen tussen beide boerengroepen te delen, lanceerden Greenotec en CRA-W in 2016 een "veldbezoek", dat een succes was. Sinds het begin van DiverIMPACTS zijn er bijeenkomsten, veldbezoeken en tests en proeven op het bedrijf georganiseerd om de boeren in de groep in staat te stellen uit te wisselen over de problemen waarmee ze worden geconfronteerd en collectief na te denken over oplossingen. De organisatie van de groep is voortdurend in ontwikkeling om aan de behoeften te voldoen. Zo is bijvoorbeeld geavanceerde externe kennis gevraagd en in de vergaderprogramma's geïntegreerd. Onlangs zijn de eenmalige proeven vervangen door het opzetten van een systeemexperiment op lange termijn, verspreid over een netwerk van landbouwpercelen.
Onderzochte oplossing
Er is behoefte aan het stimuleren van co-learning tussen biologische boeren in akkerbouwsystemen en boeren in no-till systemen, om samen innovatieve, no-till-no-pesticiden teeltsystemen en -praktijken te ontwerpen. Daartoe beoogt casestudie 12 het volgende
- Nagaan hoe diversificatieprogramma's worden gebruikt om enerzijds de vruchtbaarheid en de structuur van de bodem te verbeteren en in stand te houden, en anderzijds onkruid en ziekten te bestrijden in dergelijke veeleisende teeltsystemen;
- De biologische akkerbouwers meer vertrouwd te maken met "no-till" en meervoudige teelttechnieken, en de belangstelling te peilen voor het gebruik van gewasrotatie om onkruid, ziekten en bodemvruchtbaarheidsbeheer aan te pakken;
- het vertrouwen van "no-till"-landbouwers in de haalbaarheid van het gebruik van minder of geen bestrijdingsmiddelen en minerale meststoffen te vergroten, alvorens een omschakeling naar biologische landbouw te overwegen.
Sommige praktijken zijn op landbouwbedrijven getest, zoals begeleidende leguminosen bij verschillende handelsgewassen (koolzaad, maïs), het in wisselbouw verbouwen van dekgewassen bij wintergranen, verschillende vernietigingstechnieken voor dekgewassen, rechtstreekse inzaai, vroege inzaai van granen met of zonder begeleidende planten, en begrazing van granen (dekgewassen) door schapen. Deze individuele proeven zijn nu vervangen door een systeemexperiment op lange termijn, verdeeld over de landbouwers van de groep. In dit groepsexperiment wordt bij de innovaties gekeken naar het hele systeem met als doel over te schakelen op teeltsystemen zonder grondbewerking/zonder bestrijdingsmiddelen.
Verwachte resultaten
- Identificeren van geschikte diversificatieschema's en regels voor het combineren van biologische en no-till praktijken voor de overgang naar agro-ecologie en duurzame teeltsystemen
- Vermindering van het gebruik van herbiciden door boeren die geen grondbewerking toepassen
- Minder grondbewerking door biologische landbouwers
- Aanpassing van regelgeving die de opkomst van innovatieve praktijken verhindert
- Kennis en ervaring opdoen over hoe veranderingen op het niveau van de landbouwer kunnen worden bevorderd
- Participatieve methoden ontwikkelen die zijn aangepast aan de behoeften van de landbouwers en aan de behoeften van het onderzoek
Relevantie voor de DiverIMPACTS-doelstellingen?
Hypothetische "no-till-no-pesticides"-teeltsystemen zouden de biodiversiteit boven en onder de grond moeten bevorderen in vergelijking met biologische systemen die het bodemleven verstoren en no-till-systemen die pesticiden gebruiken. Diversificatie van deze teeltsystemen door rotatie, cover cropping en gezelschapsgewassen is essentieel om deze systemen te implementeren en bij te dragen aan hun duurzaamheid.
Casestudy nalatenschap
Met het einde van DiverIMPACTS komt er ook een einde aan de vijfjarige samenwerking tussen de boeren, Greenotec en CRA-W. Tot nu toe weten we nog niet wat de toekomst van deze rijke ervaring zal zijn. De adviseurs en onderzoekers van de casestudy willen deze samenwerking wel graag voortzetten met twee verschillende groepen: de ene bestaat uit biologische landbouwers, de andere uit no-till landbouwers, waarbij specifieke activiteiten worden georganiseerd om de twee groepen samen te brengen. Deze optie moet nog collectief met de boeren worden besproken.
De doelstellingen waren
- informeren en documenteren van het proces van systemische en technische innovaties op de schaal van het teeltsysteem,
- het concreet stimuleren van innovaties in de praktijk van de boeren,
- concrete informatie en instructie verschaffen over de voorwaarden die nodig zijn om de praktijken te realiseren, en
- het effect op de bodemvruchtbaarheid en het milieu te valideren.
Zowel de mislukkingen als de successen van deze ervaring dragen bij tot de erfenis van de casestudy. De erfenis van de casestudy betreft zowel actoren van het agro-voedsel systeem als onderzoeksactoren betrokken bij de agro-ecologische transitie.
De meest tastbare nalatenschap zal een gezamenlijke ervaring zijn van een team van onderzoekers, een team van adviseurs en een groep boeren. Een individuele en collectieve evaluatie van deze ervaring zal worden afgerond tegen eind juni 2022. Er zal worden onderzocht of het mogelijk en opportuun is om deze ervaringen verder te laten groeien binnen één (of meerdere) groep(en) als gevolg van een herconfiguratie van deze initiële dynamiek met de steun van andere onderzoeksprojecten (bv. ClieNFarms of AgroEcologie-Transect).
Verdere informatie
Links
zenodo.org: Praktijk Abstract: Co-ontwerp van innovatieve teeltsystemen door langlopende experimenten op boerderijen
Casus team
- Aline Fockedey, leider van de casestudy
- Daniel Jamar, CRA-W, monitor van de casestudy